Vergrijzingsleugen
“… De topman van UNIZO sloeg ons om de oren met de traditionele argumenten: ‘We leven langer en steeds minder actieven staan in voor de pensioenen van steeds meer inactieven, dus we zullen langer moeten werken om ons sociaal systeem te kunnen vrijwaren.’ Er is geen alternatief. Terzijde wist hij ons te melden dat we gemiddeld steeds minder uren werken. Hij hoopte ons dan ook niet meer te moeten uitleggen dat het vijf voor twaalf is.
‘Langer-werken-negationisme’ had hij van ons, verstandige mensen, niet verwacht. Laten we de uitgangspunten toch eens op een rijtje zetten. We leven inderdaad gemiddeld langer. Maar, die breed verspreide opvatting dat we langer leven verdient nuancering. Ook vandaag nog is de gemiddelde levensverwachting – en zeker de gemiddelde levensverwachting in goede gezondheid – verre van gelijk verdeeld. In 2001 bedroeg de kloof in gezonde levensverwachting naar opleidingsniveau voor een 25-jarige zowel voor vrouwen als voor mannen meer dan 18 jaar. Dat betekent dat gemiddeld alleen degenen met een diploma hoger onderwijs de nieuwe pensioenleeftijd van 67 jaar op een gezonde manier halen. Voor een significant deel van de bevolking lijkt de huidige vervroegde pensioenleeftijd veel realistischer.
Een tweede argument was de onhoudbaar wordende demografische afhankelijkheidsratio: waren er in 2012 nog 3,8 actieven per oudere, dan worden dat er 2,3 in 2060. Het is echter veel nuttiger naar de economische afhankelijkheidsratio te kijken, die de daadwerkelijk op de arbeidsmarkt actieve bevolking afzet tegen de volledige niet-actieve bevolking (kinderen, werklozen, gepensioneerden, …).
De toename van de economische afhankelijkheidsratio oogt veel minder dramatisch: vandaag zijn er voor ieder actief lid van de bevolking 1,35 niet-actieven, in 2060 zullen het er 1,51 zijn.
De demografische afhankelijkheidsratio doet trouwens geloven dat het probleem wordt opgelost door het verhogen van de pensioenleeftijd. Echter, als het er voor beleidsmakers echt om te doen is de economische draagkracht te verhogen, moeten ze inzetten op een goed arbeidsmarktbeleid en een evenwichtige verdeling van het beschikbare werk, niet op de pensioenleeftijd. Werk is namelijk nog steeds erg ongelijk verdeeld in onze samenleving.
Pleidooien om sommigen wat minder hard of lang te doen werken en anderen daardoor werk te verschaffen zijn dus niet naïef. Als we dat niet doen dreigt de verhoging van de pensioenleeftijd er alleen maar voor te zorgen dat de ‘reserve’ van niet-actieven op de arbeidsmarkt zal vergroten.
Maar wat dan met de financiële houdbaarheid van onze welvaartsstaat? Worden de sociale uitgaven niet onhoudbaar hoog? Volgens de Studiecommissie voor de Vergrijzing komt de totale kost van de vergrijzing overeen met een geleidelijke toename van het aandeel van de sociale uitgaven in het BBP met 4,2 procent tegen 2060. De publieke pensioenenuitgaven zullen toenemen van 10,6 procent van het BBP vandaag naar 14,7 procent in 2060. In Duitsland geeft men vandaag al 11,3 procent van het BBP aan publieke pensioenen. Echter, de actuele omvang van de publieke sociale uitgaven – ongeveer 30 procent van het BBP – zou een dergelijke stijging niet verdragen. Ook dit verdient enige nuance. Over de periode 2007-2012 nam het aandeel van de sociale uitgaven in het BBP, onder meer door de economische crisis, toe met ongeveer 5 procent. De middelen die in 2008 in één jaar werden vrijgemaakt voor het redden van de Belgische banken bedroegen eveneens ongeveer 5 procent van het BBP.
Deze vaststellingen maken het moeilijk te beweren dat ons sociaaleconomisch systeem er in een tijdspanne van 45 jaar niet in zou slagen een geleidelijke toename in de sociale uitgaven van 4,2 procent te verteren – en dat een beleid dat radicaal inzet op de verhoging van de pensioenleeftijd en langer werken van oudere werknemers de meest aangewezen optie is. De beslissing om mensen langer aan het werk te houden en geen verdere stijging van de sociale uitgaven meer te tolereren is van politiek-ideologische aard. Het is een keuze voor de neoliberale aanbodeconomie. …”
aus: Heeft elite van ondernemers en financiers het meeste baat bij het discours van Van Eetvelt? Leden van Vakgroep Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel, De Morgen, 16.06.2015, im Internet.
06/15